e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange onderbroek? lange onderboks: lang ongerboks (Waubach, ... ), lang òngerbòks (Waubach) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
lange tijd toer: toer (Waubach) een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)] III-4-4
lange, dunne tak dunne tak: dunne tak (Waubach) dunne tak [DC 35 (1963)] III-4-3
langpootmug glazenmaker: Veldeke  glazemeëker (Waubach), mug: Veldeke  muk (Waubach) Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] III-4-2
langspijler langspijler: laŋs[pijler] (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Julia]), langsstreb: laŋs[streb] (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Pijler die in de hellingsrichting van de koollaag ligt. Voor de fonetische documentatie van de woorddelen -(pijler), -(streb) en -(taille) zie men het lemma Pijler. [N 95, 479; N 95, 286] II-5
langwerpige streep van voorhoofd tot neus bles: blęs (Waubach) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: langsaam (Waubach), langsam (Waubach), vuil: voeël (Waubach) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] III-4-4
langzamer hou: hōu̯ (Waubach) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
lap lap: lap (Waubach), stuk: štøk (Waubach) Lapje leer dat men ter reparatie op een scheur op het schoeisel zet. [N 60, 233g] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] II-10, III-1-3
lap op een schoen lap: lap (Waubach), stuk: sjtuk (Waubach, ... ) Een lapje leer op de scheur op het schoeisel (huif?) [N 60 (1973)] || lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3