e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): patroeën (Waubach), patroonheilige: patroeënhillige (Waubach, ... ) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: dr paos (Waubach), pous (Waubach) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] III-3-3
pauselijke zegen papstliche zegen: paapsliche zeage (Waubach) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
pausen prikwerk: prekwɛrǝk (Waubach) Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a] II-9
pausnaald priknaald: preknǫlt (Waubach) Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c] II-9
paustekening priktekening: prektēkǝneŋ (Waubach) Een op een dun papier aangebrachte tekening die vervolgens met behulp van een speld of een prikradje langs de lijnen van gaatjes wordt voorzien. [N 67, 86b] II-9
peen, wortel wortelen: wòttel (Waubach) I-7
peer, soorten klomppeer: klompbieër (Waubach), kreegspeer: kresbieër (Waubach) I-7
peetoom paat: paat (Waubach, ... ), patenonk: patenónk (Waubach, ... ), petenonk: peetenonk (Waubach), peter: pitter (Waubach, ... ) de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante goden (du.): goa (Waubach, ... ), goa͂ (Waubach), joa͂ (Waubach), cf. Kirchröadsjer Dieksiejoneer s.v. "joan, joar"(= peettante cf. VD D-N s.v. "Godel"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. ook VD D-N s.v. Goden"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. VD D-N s.v. "Godl"= Godel  jaowe (Waubach), goden-tje: cf. Kirchröadsjer Dieksiejoneer s.v. "joan, joar"(= peettante cf. VD D-N s.v. "Godel"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. ook VD D-N s.v. Goden"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. VD D-N s.v. "Godl"= Godel; vgl. ook VD D-N s.v. "Göd"(reg.) 0.1 peetoom, peter  jeu-uuwke (Waubach), meter: meter (Waubach, ... ), patetant: patetant (Waubach), petetant: peetetant (Waubach) de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2