23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
patroeën (Q117a Waubach),
patroonheilige:
patroeënhillige (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23285 |
paus |
paus:
dr paos (Q117a Waubach),
pous (Q117a Waubach)
|
De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24060 |
pauselijke zegen |
papstliche zegen:
paapsliche zeage (Q117a Waubach)
|
De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30748 |
pausen |
prikwerk:
prekwɛrǝk (Q117a Waubach)
|
Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a]
II-9
|
30750 |
pausnaald |
priknaald:
preknǫlt (Q117a Waubach)
|
Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c]
II-9
|
30749 |
paustekening |
priktekening:
prektēkǝneŋ (Q117a Waubach)
|
Een op een dun papier aangebrachte tekening die vervolgens met behulp van een speld of een prikradje langs de lijnen van gaatjes wordt voorzien. [N 67, 86b]
II-9
|
33562 |
peen, wortel |
wortelen:
wòttel (Q117a Waubach)
|
I-7
|
33492 |
peer, soorten |
klomppeer:
klompbieër (Q117a Waubach),
kreegspeer:
kresbieër (Q117a Waubach)
|
I-7
|
20414 |
peetoom |
paat:
paat (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
patenonk:
patenónk (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
petenonk:
peetenonk (Q117a Waubach),
peter:
pitter (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
goden (du.):
goa (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
goa͂ (Q117a Waubach),
joa͂ (Q117a Waubach),
cf. Kirchröadsjer Dieksiejoneer s.v. "joan, joar"(= peettante cf. VD D-N s.v. "Godel"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. ook VD D-N s.v. Goden"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. VD D-N s.v. "Godl"= Godel
jaowe (Q117a Waubach),
goden-tje:
cf. Kirchröadsjer Dieksiejoneer s.v. "joan, joar"(= peettante cf. VD D-N s.v. "Godel"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. ook VD D-N s.v. Goden"(reg.) 0.1 peettante, meter; cf. VD D-N s.v. "Godl"= Godel; vgl. ook VD D-N s.v. "Göd"(reg.) 0.1 peetoom, peter
jeu-uuwke (Q117a Waubach),
meter:
meter (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
patetant:
patetant (Q117a Waubach),
petetant:
peetetant (Q117a Waubach)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|