33342 |
schaapherder |
herder:
hęrdǝr (Q117a Waubach)
|
[A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.]
I-6
|
34427 |
schaapsschaar |
schapenscheer:
šǭpǝšīr (Q117a Waubach)
|
Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.]
I-12
|
19473 |
schaarde |
schaar:
sjīēr (Q117a Waubach)
|
Kerf of breuk in het scherp van een mes (schaard, schaar, schaal) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25068 |
schaars |
krap:
krap (Q117a Waubach),
raar:
raar (Q117a Waubach)
|
op karige of krappe wijze [schaars, schriel] [N 91 (1982)] || schaars [DC 16 (1948)]
III-4-4
|
22314 |
schaats |
schaats:
sjaatse (Q117a Waubach),
schlittschoen (<du.):
šlietšoōn (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
22313 |
schaatsen |
schaatsen:
sjaatse (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] || Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24432 |
schaatsenrijder |
langpoot:
langpoeët (Q117a Waubach),
waterspin:
watersjpin (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)]
III-4-2
|
22155 |
schacht |
schacht:
šāx (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
De vertikale verbinding tussen het ondergrondse en het bovengrondse deel van een mijn. De schacht wordt niet alleen gebruikt voor het transport van personeel, kolen en materiaal, maar ook voor de luchtverversing. [N 95, 73; monogr.; Vwo 674; Vwo 637; Vwo 429; Vwo 122]
II-5
|
28242 |
schachtbok, schachttoren |
schachtbok:
šaxbok (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma]),
šāxbo̜k (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
De bovengrondse stalen of betonnen constructie waarin de schachtwielen zijn gemonteerd. [N 95, 12; N 95, 74; monogr.; N 95, add.; Vwo 108; Vwo 676; Vwo 678]
II-5
|
28180 |
schachtdeksel |
schachtdeksel:
[schacht]dęksǝl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Het deksel waarmee de uitstromingsschacht is afgesloten om te verhinderen dat de hoofdventilator buitenlucht aanzuigt in plaats van de verbruikte lucht uit de mijn. Het deksel wordt door de liftkooi automatisch geopend. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste opgaven zie men het lemma Schacht. [N 95, 76; monogr.]
II-5
|