e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrobben schrobben: sjroeben (Waubach) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem schrobber: sjruubber (Waubach) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schroefdraad schroefdraad: šrufdrōǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 749] II-5
schroeien verbrennen: verbrenne (Waubach) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] III-2-1
schroevedraaier schroeve(n)draaier: šruvǝdriǝnǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) [N 95, 748] II-5
schrokken schrokken: schrokke (Waubach) schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schub schub: Veldeke  sjub (Waubach) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter bleu: bluë (Waubach), schuchter: sjugter (Waubach) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] III-1-4
schudden met de riek schokkelen: šukǝlǝ (Waubach) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schudden van vruchten melken: Veldeke  milke (Waubach) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] I-7