23649 |
te communie gaan |
communiceren (<lat.):
kommunisere (Q117a Waubach),
kommunizieren (du.):
kommeletseere (Q117a Waubach)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25561 |
te lang gerezen deeg |
te sterk:
tǝ štɛrk (Q117a Waubach)
|
Bij veel antwoorden wordt het zelfstandig naamwoord "deeg" o.i.d. niet gegeven. [N 29, 26b; monogr.]
II-1
|
30078 |
te lood |
in het lood:
en ǝt lū.t (Q117a Waubach)
|
Gezegd van een muur of hoek wanneer deze tijdens de controle met het schietlood een loodrechte stand vertoont. [N 31, 10d; monogr.]
II-9
|
25566 |
te nat |
knets:
knɛtš (Q117a Waubach),
te week:
tǝ wē.k (Q117a Waubach)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.]
II-1
|
24385 |
teek |
bloedzuiger:
blootzōēger (Q117a Waubach),
blootzuuger (Q117a Waubach)
|
teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17715 |
teelballen |
ballen/bollen:
böl (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
eieren:
eier (Q117a Waubach),
kloten:
kloehte (Q117a Waubach),
kloeëte (Q117a Waubach),
marbel:
Ev: morbel.
mörbel (Q117a Waubach)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
33793 |
teelballen, testes |
bollen:
bø̜l (Q117a Waubach)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
34343 |
teeldriftig |
berig:
bīrex (Q117a Waubach),
loops:
lø̄pš (Q117a Waubach)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het mannelijk varken. [A 43, 20b; monogr.]
I-12
|
33791 |
teellid |
pegel:
pē.l (Q117a Waubach),
schacht:
šax (Q117a Waubach)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33794 |
teelzak |
buidel:
bȳl (Q117a Waubach)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|