22332 |
valsspeler |
rotzak:
rotzak (Q117a Waubach)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29982 |
valsteiger |
valsteiger:
val[steiger] (Q117a Waubach),
vangsteiger:
vaŋštīgǝr (Q117a Waubach)
|
Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.]
II-9
|
28034 |
van boven naar beneden kool delven |
van bovenaf kolen:
va boǝvǝāf koǝlǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520]
II-5
|
23907 |
van de duivel bezeten |
met de duivel bezeten:
mit dr duuvel bezeëte (Q117a Waubach),
mit dr düvvel bezeëte (Q117a Waubach),
van de duivel bezeten:
van dr duuvel bezeëte (Q117a Waubach)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19236 |
van katoen geven |
wie een paard werken:
wie ee peëd wirke (Q117a Waubach)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
muiten:
mūtǝ (Q117a Waubach),
ruien:
rø̜i̯ǝ (Q117a Waubach)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangĕ (Q117a Waubach)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
hem (zijn):
dee is em (Q117a Waubach)
|
De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34088 |
vangplooi |
vlim:
vlem (Q117a Waubach)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
28252 |
vangwerk |
vangklauwen:
vāŋklawǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden])
|
Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.]
II-5
|