28099 |
breekbout |
breekbout:
brēǝkbōǝt (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Onderdeel van de koolploeg- en transporteuraandrijving ter voorkoming van ontoelaatbaar hoge trekkrachten in schaaf- en transportkettingen. Bij te hoge trekkracht breekt de bout. [N 95, 600; monogr.]
II-5
|
18786 |
breien |
boren:
bore (Q117a Waubach),
strikken:
sjtrikke (Q117a Waubach)
|
breien
III-1-3
|
27966 |
breken, doorbreken |
breken:
brēǝkǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Gezegd van ondersteuningen en met name de kap ervan. Ondersteuningen kunnen breken als gevolg van de druk in het gesteente. [N 95, 355; monogr.]
II-5
|
24475 |
brem |
brem:
brumme (Q117a Waubach),
-
brem (Q117a Waubach)
|
brem [DC 47 (1972)]
III-4-3
|
18392 |
bretel |
help:
helpe (Q117a Waubach)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33752 |
breukhengst |
gebroken hengst:
gǝbrōkǝ heŋst (Q117a Waubach)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|
28076 |
breuklijn |
broklijn:
bruxlęjn (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|
28075 |
breukpand |
oude:
ǫwǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Het pand waar de ondersteuning wordt geroofd met als doel het dak te laten instorten. De invuller uit Q 21 merkt over de opgaven "roofpand" en "vulling" het volgende op: voordat de nachtdienst de transportmiddelen, de lucht- en waterleidingen en de verlichting verplaatst had naar het nieuwe pand en het oude pand had geroofd, sprak men van het "roofpand", dit in tegenstelling tot het nieuwe pand dat het "koolpand" werd genoemd. Als de dagdienst begon, gebruikte men de term "roofpand" niet meer maar werd over de "vulling" gesproken. [N 95A, 14; monogr.; Vwo 198; Vwo 730]
II-5
|
28074 |
breukpijler |
brokpijler:
bruxpęjlǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits]),
brokstreb:
bruxštrēp (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt gevuld door het beheerst laten instorten van het dakgesteente. Dit wordt bereikt door in dit deel van de pijler de ondersteuningen weg te nemen (zie ook het lemma Roven). [N 95, 361; N 95, 578; monogr.; N 95, 545]
II-5
|
28077 |
breukstijl |
brokstijl:
bruxštil (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Starre stijl die in breukpijlers wordt gebruikt om een breuklijn tot stand te brengen. De breukstijl is door de betere en snellere verplaatsbaarheid de vervanger van de bok. Zie ook het lemma Bok. G.H.H. in het woordtype "G.H.H.-stijl" (Q 121) is een afkorting voor Gutehoffnungshütte, de fabrikant van dit type stijl. [N 95, 584; N 95, 360; N 95, 566; monogr.]
II-5
|