e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

Gevonden: 6116
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidsjonker bruidsjong: broeëdsjong (Waubach, ... ) de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsmeisje bruidsmeidje: broeëdsmeadje (Waubach, ... ) het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidspaar bruidspaar: broeëdspaar (Waubach, ... ), t broêdspaar (Waubach, ... ) het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
bruidssluier bruidssluier: dr broedssjluier (Waubach, ... ), sluier: sjluier (Waubach, ... ) de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsstoet bruids-zug: broeëdstsoch (Waubach, ... ) de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
bruiloft bruiloft: broeëlof (Waubach, ... ), hoogtijd: de hoeëgtsiet (Waubach, ... ), hoeëchtsiet (Waubach, ... ) de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] III-2-2
bruine gebreide dameskous gestrikte hoos: gesjtrikde hoase (Waubach) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brullen: brølǝ (Waubach) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulziekte brul zijn: (de koe is) brøl (Waubach) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal frech (du.): vrech (Waubach), ongeschoft: ongesjoef (Waubach) geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)] III-3-1