e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zedig braaf: braaf (Waubach), stil: sjtil (Waubach) Zedig. [N 96D (1989)] || zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-3
zedigheid reinheid: reenheed (Waubach) Zedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zeef teemst: tumps (Waubach), zij: zi-j (Waubach) zeef || zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
zeef in de kalkbak rooster: rȳstǝr (Waubach) Het rooster of de zeef in de kalkbak waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. [N 30, 32d] II-9
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen zeef: zēf (Waubach  [(mv ziǝvǝ)]  ) In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d] I-5
zeep zeep: ze deed dur sjpeul nog ummer mit greun zeep (Waubach), ze deed d⁄r sjpeul nog ummer mit greun zeep (Waubach) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeepsop sop: sop (Waubach), zeepsop: zeepsop (Waubach, ... ) Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] III-2-1
zeer blij vro: vroeë (Waubach) zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4
zeer grote aardappelen bonken: bǫŋkǝ (Waubach) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen krielaardappelen: krilirpǝl (Waubach), varkensaardappelen: vęrkǝsirpǝl (Waubach) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5