18972 |
zedig |
braaf:
braaf (Q117a Waubach),
stil:
sjtil (Q117a Waubach)
|
Zedig. [N 96D (1989)] || zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-3
|
23957 |
zedigheid |
reinheid:
reenheed (Q117a Waubach)
|
Zedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19560 |
zeef |
teemst:
tumps (Q117a Waubach),
zij:
zi-j (Q117a Waubach)
|
zeef || zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30031 |
zeef in de kalkbak |
rooster:
rȳstǝr (Q117a Waubach)
|
Het rooster of de zeef in de kalkbak waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. [N 30, 32d]
II-9
|
33225 |
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen |
zeef:
zēf (Q117a Waubach
[(mv ziǝvǝ)]
)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d]
I-5
|
18723 |
zeep |
zeep:
ze deed dur sjpeul nog ummer mit greun zeep (Q117a Waubach),
ze deed d⁄r sjpeul nog ummer mit greun zeep (Q117a Waubach)
|
Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
sop:
sop (Q117a Waubach),
zeepsop:
zeepsop (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19343 |
zeer blij |
vro:
vroeë (Q117a Waubach)
|
zeer blij [frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
bonken:
bǫŋkǝ (Q117a Waubach)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|
33162 |
zeer kleine aardappelen |
krielaardappelen:
krilirpǝl (Q117a Waubach),
varkensaardappelen:
vęrkǝsirpǝl (Q117a Waubach)
|
Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.]
I-5
|