e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bulderen van de storm bullen: bulle (Weert), donderen: dóndere (Weert) een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] III-4-4
bullebak bullebak: bullebak (Weert) iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1
bult buik: buǝk (Weert) Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b] II-9
bultbroed bultbroed: bøljtjbrōt (Weert) Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b] II-6
bundel groenten bussel: ± WLD  bössel (Weert), busseltje: busselke (Weert) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] || samengebonden groente [ZND 22 (1936)] III-2-3
bundel zangen beerwis: bērwęs (Weert), hoop: hǫu̯p (Weert) Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.] I-4
bundel, bussel bos: bos (Weert), bussel: bōssel (Weert), bussel (Weert, ... ) bundel [SGV (1914)] || een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: bonder (Weert), bussel: bussel (Weert), hectare: hektaar (Weert) bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)] III-4-4
bunzing fis: fis (Weert), vis (Weert, ... ) bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
burijn steekbeitel: stē̜k˱bęjtǝl (Weert) Beitel waarvan het beitelblad bestaat uit twee rechte vlakken die een hoek vormen. De vouw zit bij deze beitel aan de buitenkant van de rechte vlakken van het blad. Het blad kan recht of gebogen zijn. De burijn wordt door de meubelmaker gebruikt om V-vormige groeven uit te steken. De wagenmaker brengt er het sierwerk mee aan op karren en wagens. Zie ook afb. 160. [N G, 27a; N 53, 45e] II-12