23664 |
completen |
lof met te deum (lat.):
lof met Te Deum (L289p Weert),
plechtige vesper (lat.):
plechtige vesper (L289p Weert),
vesper (lat.) met de completen (<lat.):
vesper met complieete (L289p Weert)
|
De completen, namiddagdienst die op hoogfeesten en/of aan het einde van aanbiddingsdagen in aansluiting op de vespers werd gehouden en die vaak gevolgd werd door de lof- en dankhymne "Te Deum laudamus". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32598 |
compost |
bamdmest/beemdmest:
bānjtj[mest] (L289p Weert),
bamdsmest:
bāns[mest] (L289p Weert),
stratendrek:
strǭtǝndrɛk (L289p Weert)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
conzert (L289p Weert)
|
concert [SGV (1914)]
III-3-2
|
23684 |
conferentie add. |
lering:
lieering (L289p Weert),
lezing:
laezing (L289p Weert)
|
Een gemeenzame, geestelijke toespraak [conferentie?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
conkregasie (L289p Weert)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
23891 |
congregatie van de heilige familie |
heilige familie:
h femilie (L289p Weert)
|
De congregatie van mannen (Aartsbroederschap der H. Familie). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23623 |
consecratie |
consecratie (<lat.):
konsecratie (L289p Weert),
konsekrasie (L289p Weert)
|
De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22005 |
constateren |
afslaan:
aafsloan (L289p Weert)
|
het neerdrukken van een knop of hendel om de tijd op te tekenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30088 |
contrefort |
beer:
bē̜r (L289p Weert),
contrefort:
kǫntǝrfǫrt (L289p Weert),
steunbeer:
stø̄nbē̜r (L289p Weert)
|
Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.]
II-9
|
21996 |
convoyeur |
convoyeur (fr.):
convoijeur (L289p Weert)
|
de persoon die de duiven begeleidt naar de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|