22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
høͅfə (L289p Weert)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
delen:
deile (L289p Weert),
geven:
gaeve (L289p Weert),
Sub kaarte.
gaeve (L289p Weert)
|
[Kaarten ronddelen]. || De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
heffen:
Sub kaarte.
höffe (L289p Weert),
schuddelen:
sxøͅdələ (L289p Weert),
wassen:
wasse (L289p Weert)
|
[Kaarten schudden?/ steken?]. || Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
staeke (L289p Weert)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34628 |
de kar gereformeerd maken |
plat leggen:
plat lɛgǝ (L289p Weert)
|
De berries van de stortkar averechts onder de bak doordraaien, zodat de kar onbruikbaar wordt [N 17, 87 + 93]
I-13
|
30052 |
de kelder uitgraven |
de kelderput uitgraven:
dǝ kęldǝrpø̜t˱ ūt˲grāvǝ (L289p Weert),
de put uitgraven:
dǝ pø̜t˱ ūt˲grāvǝ (L289p Weert),
uitschachten:
ūtšaxtǝ (L289p Weert)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
de kerkgank doon (L289p Weert),
de kerrekgank doon (L289p Weert)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23698 |
de kerkgang uitzegenen |
uitzengelen:
uutzaengele (L289p Weert)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22134 |
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen |
binnenbrengen:
de klok binnebringe (L289p Weert)
|
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28624 |
de koningin knippen |
de moer knippen:
dǝ mōr knepǝ (L289p Weert)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|