e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de tafel afruimen de tafel afdoen: de taofel aafdoon (Weert), de toafel aafdoon (Weert) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)] III-2-1
de tafel dekken dekken: dekdje (Weert), dekke (Weert), tafel klaarmaken: toafel kloarmake (Weert) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de toog aankrijgen de toog (<lat.) aankrijgen: den toeeg aankreige (Weert), ingekleed worden: ingekledj waere (Weert) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de vang lichten ondersteken: ǫŋǝrstę̄kǝ (Weert) De vang losmaken zodat de molen gaat draaien. Dit gebeurt door aan het vangtouw te trekken waardoor de vangbalk weer aan de vanghaak komt te hangen. [N O, 13c] II-3
de vastgestelde tijden aflezen tijdlezen: tieedlaeze (Weert) het aflezen van de vastgestelde tijden? [N 93 (1983)] III-3-2
de vier zijden van een bikkelbeentje bak: bak (Weert), kolder: Vero.  kuulder (Weert), kuiltje: kuulke (Weert), staand: stoond (Weert) De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] || Stand van de kootjes bij t "kuuëtse". III-3-2
de voor het spel uitgekozen duif in een mand stoppen in de korf zetten: inne kòrref zette (Weert) de voor het spel uitgekozen duif op het hok in een mand stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2
de wand volvlechten opvlechten: ǫp˱vlɛxtǝ (Weert) De zijkanten van de mand met wissen verder volvlechten. [N 40, 62] II-12
de was blauwen (de) was blauwen: de wasch blauwe (Weert), blauwen: blawe (Weert), blauwselen: blauwsele (Weert) blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was bleken bleken: bleike (Weert, ... ) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] || het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1