28504 |
afbijten van koninginnecellen |
afbijten:
āfbītǝ (L289p Weert)
|
Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65]
II-6
|
30172 |
afborstelen |
volzetten en afwerken:
vǫlzętǝ ɛn āfwɛrǝkǝ (L289p Weert)
|
De in de voeg aangebrachte, nog natte mortel afborstelen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Borstelwerk'. [N 32, 34c]
II-9
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdaak (L289p Weert),
āf˂dāk (L289p Weert),
dakje:
dę̄kskǝ (L289p Weert)
|
afdak [SGV (1914)] || Een afdakje in plaats van een galerij ōf het afdakje boven de galerij bij een standerdmolen. [N O, 49b]
II-3, III-2-1
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (L289p Weert, ...
L289p Weert),
handelen:
handele (L289p Weert),
pingelen:
pingele (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
pinkele (L289p Weert)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19890 |
afdrogen |
afdrogen:
āf˂dry(3)̄əgə (L289p Weert)
|
afdrogen
III-2-1
|
28613 |
afgejaagd volk |
afgejaagd volk:
āfgǝjāqdj vǫlǝk (L289p Weert),
jager:
jager (L289p Weert)
|
Het door jagen verkregen volk bijen dat met de koningin in de jaagkorf is terechtgekomen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 90; N 63, 88c; monogr.]
II-6
|
34247 |
afgeroomde melk |
aflaat:
āflǭt (L289p Weert),
ondermelk:
ondermelk (L289p Weert),
oŋǝrmɛlk (L289p Weert),
oŋǝrmɛlǝk (L289p Weert)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgezuigde zeug:
āf˲gǝzø̜i̯gdjǝ [zeug] (L289p Weert)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
23965 |
afgunst |
jaloersigheid:
sjeloezigheid (L289p Weert)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
jaloers:
sjeloers (L289p Weert)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|