33445 |
draaipin van een zware deur of poort |
herre:
hɛrǝ (L289p Weert)
|
Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.]
I-6
|
28544 |
dracht |
dracht:
dracht (L289p Weert)
|
Periode of vlucht waarin de bijen honing en stuifmeel verzamelen. De periode bestrijkt voorjaar, zomer en najaar. Met dracht kan men ook duiden op het resultaat van de vlucht, nl. de honing. [N 63, 48; Ge 37, 84]
II-6
|
34160 |
drachtig |
dragend:
drāgǝntj (L289p Weert)
|
[N 3A, 33]
I-11
|
33873 |
drachtige merrie |
dragende meer:
drāgǝndǝ mē̜r (L289p Weert)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
liezen:
leeze (L289p Weert),
vamen:
vaim (L289p Weert)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert)
|
dragen [DC 02 (1932)], [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
daar liggen bellen onder het ijs:
d⁄r ligke bellen onger ⁄t iees (L289p Weert),
dragen:
draage (L289p Weert),
drage (L289p Weert),
⁄t dreugtj (L289p Weert),
houden:
hâjje (L289p Weert),
⁄t heltj (L289p Weert)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
dreeger (L289p Weert)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
hemeldrager (L289p Weert),
hieemeldraeger (L289p Weert)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
drapeaudrager:
drapodraeger (L289p Weert),
vaandeldrager:
vaandeldrager (L289p Weert)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|