e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drank drank: Drânkwaage: drinkeboer Verklw. drênkske  drânk (Weert), drinken: dreenke (Weert), drinke (Weert) drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drāvǝ (Weert) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreef (Weert), drieef (Weert) dreef [SGV (1914)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen banden: banne (Weert), banderen: bèndere (Weert), bêndere (Weert), grijnen: grie‧ne (Weert), meken: maeke (Weert), zaniken: zaneke (Weert), zumpen: suppe (Weert), zumpe (Weert, ... ) drenzen [SGV (1914)] || drenzen, zeuren || drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || huilend zeuren || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dressoir dressoir: dreswaar (Weert), lage kast: lieege kast (Weert) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
drie weesgegroeten drie weesgegroetjes: drei-j wiesgegroetjes (Weert) De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
driekantige vijl zaagvijl: [zaagvijl] (Weert) Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b] II-11
driekleurig viooltje viool: fiejoeël (Weert), viooltje: ± Veldeke  fiuuulke (Weert) Driekleurig viooltje (viola tricolor 5 tot 40 cm groot. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, gekarteld, de steunblaadjes zijn ingesneden; de bloemen hebben 4 omhoog gerichte, meestal blauwpaarse kroonbladeren en 1 naar onder gericht, meestal geelwit kr [N 92 (1982)] || viooltje III-4-3
drieklezoor (een) drie-/drijkwart: drikwart (Weert), drie-/drijkwart(s)steen: drikwārtstęjn (Weert), drie-/drijvierel: drejvī̄rǝl (Weert) Driekwart deel van een metselsteen. De term drieklezoor kan volgens Coopman (pag. 34) ook worden gebruikt voor een stuk metselsteen dat de volle breedte maar slechts de helft van de lengte heeft. De drieklezoor wordt daarom ook wel halve steen genoemd. [N 31, 19b; monogr.] II-8
driekoningen driekoningen: drejkuueninge (Weert), dri-jkuuninge (Weert) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] III-3-3