e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driekoningenavond verloren maandag: verloeere moemdjeg (Weert) 5 januari, Dertienavond. [N 96C (1989)] III-3-3
driepoot luie knecht: lø̜i̯ǝ knɛxt (Weert) Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d] I-13
dries dries: drēs (Weert) In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.] I-8
driespeen driespeen: drispīǝn (Weert) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117] I-11
drievuldigheidszondag drievuldigheidszondag: drejvuldigheidszoondig (Weert), dri-jvöldigheidszondeg (Weert) De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)] III-3-3
driftig colrig (<fr.): cf. Fr. colère  klaerig (Weert), driftig: driftig (Weert), giftschijter: gifschiee‧ter (Weert), kort aangezet: kort aangezatte (Weert) driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4
drijfhamer drijfhamer: drī.fhāmǝr (Weert) In het algemeen een hamer die men bij metaaldrijfwerk gebruikt. Zie ook het lemma "drijven". De banen van de stalen kop van de hamer kunnen al naar gelang de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd, vlak of halfbolvormig zijn. Zie ook afb. 160. Verschillende respondenten (o.m. uit L 423, Q 117, 118) gebruikten voor het drijfwerk een bolhamer. Deze antwoorden zijn verplaatst naar het lemma "bolhamer". [N 33, 57; N 33, 66; N 64, 39g; N 64, 39c; N 66, 6g] II-11
drijfriem snaar: snǭr (Weert) Riem of snaar, vaak met trapeziumvormige doorsnede, die over schijven loopt en dient om de beweging van het ene machinedeel over te brengen op het andere. Vgl. voor het woordtype kijlriem (Q 99*, 121b) ook het Duitse keilriemen. [N 33, 259; monogr.] II-11
drijftol ijskernel: ieskernel (Weert), Geh. Weert. Zie i.v. popperel. (t Daghet in den Oosten VI, 98)  ijskornel (Weert), Ook: kokkerêl.  iêskernêl` (Weert), Sub popperel. Geh. Maeseyck. (t Daghet in den Oosten VI, 122)  ijskornel (Weert), ijspoeperd: met dit speelgoed werd vroeger op het ijs gespeelt  ieespoepert (Weert), kernel: kernêl` (Weert), Für Kerkrade, Simpelveld, Vijlen, Vaals, Kelmis, Montzen, Welkenraad, Eijnatten, Raeren, Aachen, Kohlscheid, Herzogenrath, Münsterbusch und Schleckheim (knoor) belegten wir karnool, knool, knoor, knouël. Die von Müller-Weitz und Rovenhagen angeführten Formen knöulche, knoielche, Plur. knöuelcher Frucht der Kornelkirsche weisen uns hier den Weg zur Erklärung. Die Kreisel wurden, wie uns ein sechzigjähriger Kerkrader mitteilte, früher vielfach aus Kornelholz geschnitzt. Um das Brummgeräusch zu verstärken, machten die Jungen mehrere Einkerbungen im Holz. Die betreffenden Formen liessen sich leicht erklären aus franz. corniole Kornelkirsche, das über karniool, kernool, krnool zu knool, und durch Diphthongierung zu knouël wurde. Die für Nederweert, Weert und Swartbroek belegten kernel-, kurnel-Formen könnten auch auf diesen Grundtyp und zwar auf die Formen des 13. Jhs. corneille, cornille zurückgehen.  kernel, kurnel (Weert), tweede e-klank is iets langgerekt  kərnel (Weert), kokkerel: Sub iêskernêl`.  kokkerêl (Weert), popkernel: pōēpkernel (Weert), De "poepkernêl"blijft draaien zolang hij wordt aangedreven met de zweep. Men kon hem ook n eind wegslaan.  poepkernêl (Weert), met dit speelgoed werd vroeger op het ijs gespeelt  poepkernel (Weert), poepkernêl= tol aangedreven door zweepje  poepkernêl (Weert), Sub kernêl`.  poepkernêl` (Weert), zijpspringer: Sub kernêl`.  ziêpsprînger (Weert) / [SND (2006)] || Draaitol, aangedreven met een zweepje. || Draaitol, die met een zweepje wordt aangedreven. || drijftol [SGV (1914)] || Drijftol. || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)] || IJsdob, dob die met eene zweep voortgedreven wordt. || Kreisel (Peitschkreisel). || Tol aangedreven door n zweep (geîselke). || Zie i.v. popperel [IJsdop, dop die met eene zweep voortgedreven wordt]. III-3-2
drijfvoeren drijfvoeren: drīfvōrǝ (Weert), prikkelen: prekǝlǝ (Weert) Het voeren dat gebeurt, wanneer men de bijen tot het zetten van broed wil prikkelen. Wanneer de bijen nog behoorlijk in het voer zitten, hoeft de imker zich nergens om te bekommeren en kan hij het drijfvoeren laten. [N 63, 110c; Ge 37, 196] II-6