e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven droog blijven: drŭŭg blîĕve (Weert), het blijft droog: blieftj (Weert), het houdt aan: heltj aan (Weert), het houdt zich: heltj zich (Weert), t blijft over]: blieftj (Weert), te wèèr heltj ’t (Weert), ’t drieftj oōver (Weert) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog snot gaapziekte: gaapzikdje (Weert) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)] III-3-2
droogdoek, theedoek afdroogdoek: aafdruugdook (Weert), aafdruuëgdook (Weert), handdoek: hânddook (Weert), schoteldoek: sxōtəldōk (Weert), schotelendoek: schoeeteledook (Weert) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogstaan droogstaan: drø̄xstǭn (Weert) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
droogte droogte: dreugt (Weert) droogte [ZND 33 (1940)] III-4-4
drop drop: drop (Weert), suikerpek: sókkerpéék (Weert) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater klis: zie ook schuumke trekke en sókkerpaêk  klis (Weert), suikerpekwater: sokkerpaekwater (Weert), sókkerpéékwater (Weert) dropwater, water bij laurierdrop || Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater maken schuimpje trekken: In een fles werd water met laurierdrop "sokkerpaek"gedaan, dat werd flink geschud en de fles werd in een koud en donker hoekje geplaatst. Dan werd ¯t spul goed zwart (zeutwaater). Als er flink wat bruinwitte schuim opkwam, dan werd die opgezogen en dat noemde men "schuumke trekke  schuumke trekke (Weert), langzaam uit de fles zuigen  schuumke trekke (Weert) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] || schuimke trekken III-2-3
druilerig en koud weer miezerig (weer): miezerig (Weert), nat (weer): eine nate zomer (Weert, ... ), naat (Weert, ... ), naat wèèr (Weert), neet waer (Weert), náát (Weert), nat koud: naatkoad (Weert), regenachtig (weer): rééngeléchtig wéér (Weert), regenweer: rengelwèèr (Weert), ruizelig: ruzelig (Weert), schuiverachtig: schuuverechtig (Weert), waterig: waterig (Weert), waterig koud: waterig kôd (Weert), waterkoud (weer): waaterkaod (Weert) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || koud, nat en winderig || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druppen: drupe (Weert, ... ), hê droptj van den renge (Weert, ... ), hê dröpt van den règen (Weert), hê dröptj van den règen (Weert), hê dröptje van den règen (Weert, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4