e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druiventros druiventros: droevetros (Weert, ... ), droevetrous (Weert) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]druiventros [SGV (1914)] I-7
druk druk: drök (Weert) een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)] III-1-4
druk heen en weer lopen dribbelen: dribbele (Weert), redderen: reddere (Weert) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
drukken duwen: dowwe (Weert) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukknoop knipper: knepǝr (Weert), knipper (Weert) drukknoop || Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW] II-7, III-1-3
drukte maken veel laweit maken: vòl lewijt make (Weert), veel wind maken: vōl windj make (Weert), zich dik maken: zich dik make (Weert), zich opblazen: zich opbloaze (Weert) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4
drukte, gedoe bedoening: bedoôning (Weert), bohei (rh.): behêj (Weert), drukte: drōkdje (Weert), drökdje (Weert), gedoens: gedoons (Weert), gedoente: cf. WNT IV, kol. 609 s.v. "gedoente  gedoontje (Weert), omstand: umsta‧nd (Weert), trubbels: trubbels (Weert) drukte || een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)] || ophef, drukte III-1-4
druphoning lekhoning: lɛkhu.neŋ (Weert) Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.] II-6
druppel drup: unnen dröp (Weert), drupje: drōpke (Weert), druppel: dröppel (Weert), einen dröppel (Weert), unne dröppel waater (Weert), unnen dröppel (Weert), druppeltje: drōppelke (Weert) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4
dubbel gezwad dubbel gezwad: dø̜bǝl [gezwad] (Weert) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3