19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikflooje (L289p Weert)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|
18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
fli‧nk (L289p Weert),
goede werker:
gooie werreker (L289p Weert)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L289p Weert, ...
L289p Weert),
fluuum (L289p Weert),
vlum (L289p Weert)
|
fluim [SGV (1914)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen:
fluumen (L289p Weert),
fluuëme (L289p Weert),
vlumme (L289p Weert),
tuffen:
tuffe (L289p Weert),
uitleggen:
oe.tlègge (L289p Weert),
uittuffen:
uuttuffen (L289p Weert)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
heel zacht kallen:
hieël zacht kalle (L289p Weert),
smoezen:
Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.
smoeze (L289p Weert)
|
fluisteren [DC 16 (1948)], [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
22123 |
fluiten naar de duiven |
fluiten:
fluite (L289p Weert)
|
Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24147 |
fluiter |
tjiftjaf:
tzjiftzjif (L289p Weert)
|
fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28760 |
fluweel, velours |
fluweel:
flǝwiǝl (L289p Weert),
velours:
flūr (L289p Weert)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
manchesterse boks:
mansjesterse bóks (L289p Weert)
|
ribfluwelen broek
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
fokmeer:
fǫkmē̜r (L289p Weert)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|