24315 |
fret |
fret:
fret (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
21029 |
frikandel |
frikadel:
frikkedel (L289p Weert)
|
frikandel
III-2-3
|
25240 |
fris weer |
fris:
fris (L289p Weert),
kouwig:
koajing (L289p Weert)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17598 |
fronsen |
fronselen:
fronsele (L289p Weert),
rimpelen:
rumpele (L289p Weert)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20494 |
fruit eten |
snatsen:
snaatse (L289p Weert),
Hae és maager van ¯t snaatse
snaatse (L289p Weert)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || uit de hand fruit eten
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
ooft:
spec. slechte soort peer als vlaaispijs gebruikt
oeëft (L289p Weert)
|
ooft
I-7
|
33530 |
fruit, slechte kwaliteit |
kraatsel:
kraatsel (L289p Weert)
|
gerimpelde appel
I-7
|
20536 |
fruiten |
bruin braden:
brōēnbraoje (L289p Weert),
fruiten:
uien
fruite (L289p Weert)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24443 |
fruitworm |
made:
WLD
maaj (L289p Weert),
worm:
WLD
worrem (L289p Weert)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19727 |
fuchsia |
belletjesbloem:
± Veldeke
bellekesbloom (L289p Weert)
|
Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)]
III-2-1
|