e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
getob; tobben gebrek: gebrèk (Weert), gedoens: gedoons (Weert), geloop: gelou‧p (Weert), gemartel: gemertel (Weert, ... ), het houdt wat aan: ⁄t hout wat aan! (Weert) gemartel [SGV (1914)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwde vrouw: gətròjdjə vraow (Weert) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuige getuige: getuuge (Weert) de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] III-2-2
getuige zijn getuige zijn: getuuge zeen (Weert) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)] III-2-2
getuigen getuigen: getuge (Weert) getuigen [SGV (1914)] III-3-1
getuigkast tuigkast: tȳ.xkast (Weert) Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81] I-6
gevallen engelen afgevallen engelen: aafgevalle ingele (Weert) De gevallen engelen. [N 96D (1989)] III-3-3
gevangenis gevangenis: gevangnis (Weert) gevangenis [SGV (1914)] III-3-1
gevel gevel: gēͅvəl (Weert) gevel III-2-1
geven geven: gêve (Weert) geven [SGV (1914)] III-1-2