32562 |
gevlochten zeef |
aardappelzeef:
ɛrpǝlǝziǝf (L289p Weert)
|
Lage mand, met ver uitelkaar liggende bodemstokken, die als zeef wordt gebruikt. Door er een schuddende beweging mee te maken, vallen de kleinere deeltjes zoals as en zand op de grond en blijven de grotere in de mand achter. [N 40, 118]
II-12
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (L289p Weert, ...
L289p Weert),
het gauw voelen:
veultj ut gauw (L289p Weert)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
dood:
doeed (L289p Weert, ...
L289p Weert),
doof:
b.v. douf vingers (L289p Weert),
douf vingers (L289p Weert)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
het vormsel krijgen:
vormsel kriege (L289p Weert)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L289p Weert)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
24410 |
gewei van een hert |
gewei:
gewei-j (L289p Weert),
hoorn:
huur (L289p Weert)
|
Gewei van een mannetjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwø̜lǝf (L289p Weert),
gəwøͅlf (L289p Weert, ...
L289p Weert),
gewelfsel:
gǝwø̜lǝfsǝl (L289p Weert),
verwelf:
vərwøͅlf (L289p Weert)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
gewelfschildering:
gəwøͅlfsxeldəreŋ (L289p Weert),
schildering:
schildering (L289p Weert)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
gewieete (L289p Weert)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19264 |
gewillig |
gewillig:
gewillig (L289p Weert)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|