e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grijns grijns: grie.ns (Weert), griens (Weert), griensj (Weert) grijns [grijnst] [N 10 (1961)] III-1-4
grijnzen grijnen: griene (Weert), grie‧ne (Weert), griêne (Weert) grijnzen [SGV (1914)] || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)] III-1-4
grijpen gisten: gɛstǝ (Weert) Gezegd van het brouwsel. De eerste verschijnselen van de gisting vertonen. Uit de woordtypen "gijlen", "gären" en "gisten" blijkt dat de invullers uit die plaatsen geen specifiek woord kennen voor het begin van de gisting. [N 35, 67; monogr.] II-2
grijpen door roofdieren klampen: WLD  kla‧mpe (Weert), pakken: WLD  pakke (Weert) Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)] III-4-2
grijpen naar grijpen: grie.pe (Weert), grieepe (Weert), pakken: mit de hang ergus nao pakke (Weert), nao wat pakke (Weert), talen: tale (Weert) grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)] || reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
gril gedacht: gedacht (Weert), gril: gril (Weert), kuur: kuur (Weert), nuk: nuk (Weert), ook materiaal znd 29, 16  nukke (Weert), stuip: stoeep (Weert) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] || kuren (znw) [ZND 01 (1922)] III-1-4
grindweg kiezeren weg: ne Keêsdere wieêg (Weert), kiezerweg: vgl. Weertlds. Wb. (pag. 266): keêzele (uitsl. mv., ook keêzere, keêsdere), grind, kiezelstenen.  keezerwieeg (Weert) een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)] || grindweg III-3-1
grindx grind: grindj (Weert) grind [SGV (1914)] III-4-4
grinniken gabberen: gabbere (Weert) lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4
groefleger gewassen kant: gǝwasǝ kant (Weert) Vlak waarop en richting waarin de natuursteen in de groeve gelegen was. In lagen of banken gegroeide natuursteen dient bij verwerking ø̄inø̄, niet ø̄tegenø̄ het groefleger geplaatst te worden. Volgens de invuller uit Q 99* was dit vooral belangrijk bij mergelblokken. Deze werden daarom altijd afgeleverd met een merkteken, een ø̄blutsjeø̄, aan de bovenkant. [N 31, 31e] II-9