24320 |
hazenleger |
hazenkot:
haazekoêt (L289p Weert),
kot:
koeet (L289p Weert),
leger:
WLD
leger (L289p Weert),
nest:
WLD
nest (L289p Weert)
|
Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || leger ve haas || Leger, vaste ligplaats van een haas [N 94 (1983)]
III-4-2
|
24413 |
hazenpad, wissel van een haas |
sluipje:
vast pad van haas of konijn, daar zetten de stropers de strikken
slöpke (L289p Weert)
|
wissel ve haas
III-4-2
|
19534 |
hecht van een mes |
handvat:
hāāndvat (L289p Weert),
hecht:
hicht (L289p Weert),
steel:
steel (L289p Weert)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
op en af:
hae luiptj op en aaf (L289p Weert),
hè luiptj op en aaf (L289p Weert),
op en neer:
hae luiptj op en nier (L289p Weert),
hae luiptj òp en nie.r (L289p Weert),
op en nieër loupe (L289p Weert),
zwalpen:
zwallepe (L289p Weert),
zwonselen:
zwonsele (L289p Weert)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17865 |
heen en weer schuiven |
schroevelen:
schroevele (L289p Weert)
|
Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21285 |
heer |
heer:
i.ər (L289p Weert)
|
heer [RND]
III-3-1
|
21151 |
heerbaan |
dijk:
dieek (L289p Weert)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24607 |
heermoes |
kattenstaart:
kattestert (L289p Weert),
-
kattestert (L289p Weert, ...
L289p Weert),
equisetum
kattestert (L289p Weert),
kattestaart:
katǝstɛrt (L289p Weert),
paard(s)staart:
pɛrtstɛrt (L289p Weert),
paardsstaart:
-
pèrdsstert (L289p Weert)
|
Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] || paardestaart
I-5, III-4-3
|
18897 |
heerszuchtig |
bazig:
bazig (L289p Weert),
heerszuchtig:
hieerszuchtig (L289p Weert)
|
een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18015 |
hees, schor |
hees:
heis (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
heis zeen (L289p Weert),
heis zi:n (L289p Weert),
heisch (L289p Weert)
|
hees [SGV (1914)] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|