21489 |
armoede |
armoede:
aremooj (L289p Weert),
erremooj (L289p Weert)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21294 |
armoedig |
armoedig:
èrmeujig (L289p Weert)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
26504 |
armplaat |
schermijzer:
sxɛrǝmīzdǝr (L289p Weert)
|
De ijzeren plaat waarmee de houten schoenarm bekleed is om het afslijten ervan tegen te gaan. [N O, 19l]
II-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
errevel (L289p Weert),
nen ervel hooj (L289p Weert),
unne ervel hoei-j (L289p Weert),
unnen ervel hoe:j (L289p Weert),
ɛrvǝl (L289p Weert)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
21570 |
arresteren |
pakken:
de pelies hiet m gepaktj (L289p Weert)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
21034 |
as |
as:
as (L289p Weert, ...
L289p Weert),
wiekenas:
wikǝ-as (L289p Weert)
|
as [ZND 32 (1939)] || In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 10a; A 42A, 3; Sche 37; monogr.]
II-3, III-2-3
|
29124 |
as van het drijfwiel |
as:
as (L289p Weert),
asje:
ɛskǝ (L289p Weert)
|
[N 34, B8; N 34, B9]
II-7
|
34578 |
asarm |
asdop:
as˱dop (L289p Weert),
spit:
spēǝt (L289p Weert)
|
Elk van de uiteinden van de as die door de naven steken. Een asarm is steeds van metaal. [N 17, 53; N G, 48d; monogr]
I-13
|
26247 |
asbanden |
binnenbanden:
benǝbɛntj (L289p Weert),
buitenbanden:
buǝtǝbɛntj (L289p Weert),
kluppelbanden:
klø̜pǝlbɛntj (L289p Weert),
nekbanden:
nekbanden (L289p Weert),
scheenbanden:
sxīnbɛntj (L289p Weert)
|
De ijzeren banden rond de kop of de nek van de molenas. [N O, 10h]
II-3
|