e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluizenaar heremiet: Van Dale: heremiet, eremiet (<chr.Lat. (h)eremita < Gr. erèmitès), 1. kluizenaar.  eremiet (Weert) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: kloes (Weert) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluwen kluwen: klouwe (Weert) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knabbelen: knabbele (Weert, ... ), knauwelen: knoûwele (Weert), knibbelen: knispere (Weert) kauwen, knagen, knabbelen || knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knap meisje aardig maagdje: aarig maechtje (Weert) mooi meisje III-1-4
knappen knippen: knippe (Weert) met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)] III-4-4
knarsen kniersen: knierse (Weert) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht afweger: āfwę̄gǝr (Weert), bovenpakker: buǝvǝpakǝr (Weert), loopknecht: lǫwpknęcht (Weert), luijong: lø̜jjǫŋ (Weert), mulders-/mullersknecht: mø̜ldǝrsknęxt (Weert), rij(d)knecht: rejknęxt (Weert), vaarknecht: vārknę̄xt (Weert) Molenaarsknecht. Zijn werkzaamheden bestaan erin de molenaar bij het malen te helpen, het graan bij de boeren op te halen en het meel terug te brengen. De woordtypen molenknecht (l 321a, l 361, l 362, l 368, l 370, l 415, l 416, l 417), vaarmolder (P 58), voerman (l 265, P 119, P 120, Q 112, Q 160), voermansknecht (Q 20), vaarknecht (l 289, l 330), uitvaarder (Q 240), rij(d)knecht (l 289), paardsknecht (Q 99*) en ketser (Q 88) zijn specifiek van toepassing op de knecht die het graan ophaalt en het meel thuisbrengt. In P 195 en Q 78 werd het bezorgen door de ɛmolderɛ zelf gedaan. De woordtypen bovenpakker (l 289), loopknecht (l 289), afweger (l 289), luijong (l 289) en halve gast (P 51) duiden knechten aan die een speciale taak in de molen vervullen. De term halve gast werd gebruikt voor een leerjongen die een halve betaling ontving. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 40e; N O, 40f; N O, 40g; Vds 269; Jan 287; Coe 236; Grof 263; Grof 268; monogr.] II-3
knecht, algemeen knecht: knęxt (Weert) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden kneden: knaǝi̯ǝ (Weert), knīi̯ǝ (Weert) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11