e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koorhemd koorhemd: koeerheume (Weert), superplie: superplie (Weert) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koormantel: koeermantel (Weert, ... ) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorstoel koorstoel: koerstool (Weert) Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorts koorts: kors (Weert), korsse (Weert), korsə (Weert) hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND], [SGV (1914)] III-1-2
koorzanger koorzanger: koeerzenger (Weert, ... ), zanger: zenger (Weert) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koot koot: kūǝt (Weert) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop kop: kǫp (Weert), platte kant: platǝ kant (Weert) De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.] II-8
kop op en neer schommelen (baltsverschijnsel) drijven: drieeve (Weert) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: kop op en neer schommelen? [N 93 (1983)] III-3-2
kop van de schoof kop: kǫp (Weert) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kop verwijderen afsnijden: āfsni-jǝ (Weert), kop afdoen: kǫp āfdōn (Weert) Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.] II-1