18848 |
bangerik |
bange pezerik:
bange peezerik (L289p Weert),
bangeschijterd:
bange schieterd (L289p Weert),
bangeschiêtert (L289p Weert),
⁄ne bange schietert (L289p Weert),
boksenschijterd:
bokseschieterd (L289p Weert, ...
L289p Weert),
bókseschiêtert (L289p Weert),
haas:
haas (L289p Weert),
held op sokken:
unne heldj op sök (L289p Weert),
piemel:
piemel (L289p Weert),
pisser:
pisser (L289p Weert),
schijterd:
schieterd (L289p Weert),
schijthuis:
ei schie‧thoe‧s (L289p Weert),
schie.thoe.s (L289p Weert),
schie:thoe:s (L289p Weert),
schiêthoês (L289p Weert),
siemesop:
siêmesop (L289p Weert),
sopsieme:
sopsiême (L289p Weert),
soptrien:
soptrien (L289p Weert),
strontkar:
stroóntker (L289p Weert),
wezel:
unne wee.zel (L289p Weert),
zeikboks:
zeikboks (L289p Weert),
zeikerd:
zeîkert (L289p Weert)
|
bang meisje || bangerik || bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21886 |
bank van lening |
pandhuis:
pàndhoees (L289p Weert)
|
de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21633 |
bankbiljet |
briefje:
breefke (L289p Weert),
breefke van .... (L289p Weert)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31454 |
bankhamer |
engelse hamer:
eŋǝlsǝ hāmǝr (L289p Weert)
|
Kleinere hamer met vierkante of ronde kop en pen die door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het bankwerk. Zie ook afb. 150a-c. [N 33, 56; N 33, 67; N 64, 39a; N 66, 6a; N 66, 7c; monogr.]
II-11
|
31319 |
bankschroef |
bankschroef:
baŋksxruf (L289p Weert)
|
In het algemeen het werktuig dat door metaalbewerkers wordt gebruikt om werkstukken vast te zetten. Het bestaat uit twee bekken waarvan de ene aan de werkbank is bevestigd en de andere door middel van een draadspil open en dicht kan worden gedraaid. Tussen de bekken wordt het te bewerken voorwerp vastgeklemd. Het lemma bevat ook benamingen voor de staartbankschroef en de parallelbankschroef. De staartbankschroef is aan de onderzijde voorzien van een pin waarmee dit werktuig in of aan de werkbank kan worden vastgemaakt. De parallelbankschroef ontleent haar naam aan het feit dat de klemvlakken van de bekken ervan zich bij het open- en dichtdraaien evenwijdig van respectievelijk naar elkaar toe bewegen. Dit type bankschroef wordt met behulp van schroefbouten op het werkvlak van de werkbank vastgezet. De staartbankschroef is doorgaans gesmeed uit staal terwijl de parallelbankschroef meestal uit gietstaal is vervaardigd. Zie ook afb. 57. Een aantal Vlaamse zegslieden (K 353, P 176b) kennen verder nog lichte en zware bankschroeven. Het is echter niet duidelijk welk type bankschroef zij hiermee bedoelen. [N 33, 204a; N 64, 31a-b; N 66, 12a-b; monogr.]
II-11
|
31323 |
bankschroefbekken |
bekken:
bɛkǝ (L289p Weert)
|
Het vaste en het beweegbare deel van de bankschroef waartussen het werkstuk wordt vastgeklemd. De beide delen worden door een aantal zegslieden (Q 95, 121c) ook met het enkelvoudige bek aangeduid. Zie ook het Wnt II.1, kol. 1558 sv. bek 4c. [N 33, 207]
II-11
|
31320 |
bankschroefbus |
tap:
tap (L289p Weert),
tapbus:
tap˱bø̜s (L289p Weert)
|
De metalen bus in het vaste deel van de bankschroef, waarin de bankschroefspil ronddraait. [N 33, 205]
II-11
|
31322 |
bankschroefsleutel |
klepel:
klēpǝl (L289p Weert)
|
Een door de kop van de bankschroefspil gestoken metalen staafje dat dient om deze rond te draaien. Op deze wijze kan de bankschroef geopend en gesloten worden. Zie ook afb. 57. [N 33, 206]
II-11
|
24299 |
barbeel |
berf:
vis
berf (L289p Weert),
berm:
WLD
berrem (L289p Weert)
|
barbeel (witvis) || Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20181 |
barensweeën |
wee:
wiee (L289p Weert)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)]
III-2-2
|