18875 |
kreunen |
kreunen:
kreune (L289p Weert),
krummelen:
kroamele (L289p Weert)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
jankeren:
jonkere (L289p Weert),
kermen:
kerme (L289p Weert),
kermtj (L289p Weert),
permitteren:
permettiere (L289p Weert)
|
hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] || Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18146 |
kreupel |
kreupel:
kreupel (L289p Weert, ...
L289p Weert),
kruuëpel (L289p Weert)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
krȳpǝl (L289p Weert)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
24893 |
kreupelhout |
onderhout:
± WLD
ongerhout (L289p Weert)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
krib:
krub (L289p Weert)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krøbǝbīǝtǝr (L289p Weert)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
22351 |
krijgertje spelen |
tik doen:
tik doon (L289p Weert),
/
tik doon (L289p Weert),
Tik, gae zeetj um"werd gezegd, als men iemand achtervolgde en aantikte.
tik doon (L289p Weert),
tikkelopen:
Sub tikloupe.
tikkeloupe (L289p Weert),
tiklopen:
/
tikloupe (L289p Weert),
Ook: tikkeloupe.
tikloupe (L289p Weert),
vangen:
Liedje op de speelplaats:
vânge (L289p Weert)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || krijgertje spelen [SND (2006)] || Krijgertje spelen. || lopend aantikken [SND (2006)] || Lopend aantikken.
III-3-2
|
24198 |
krijsen |
keken:
keeke (L289p Weert)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25945 |
krimpende wind |
krimpende wind:
krømpǝndjǝ wentj (L289p Weert)
|
[N O, 9f]
II-3
|