e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruin kruin: krōēen (Weert), krōēn (Weert), kruuen (Weert), kruun (Weert, ... ) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruinschering: kruin scheren de kruin scheren: de kruun gschaere (Weert) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruipalen kruipalen: krø̜jpø̜̄l (Weert) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipen kruipen: krūpǝ (Weert) Het langzaam lopen van de molen. [N O, 13f] II-3
kruipend ongedierte spinnen: WLD  spinne (Weert), wormen: WLD  wörm (Weert) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruipende boterbloem boterbloem: ± Veldeke  boeeterbloom (Weert) Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)] III-4-3
kruirollen rollen: rǫlǝ (Weert) De houten of metalen rollen die in de rollenring over de onderring lopen en waarop de molenkap draait. Bij het Engels kruiwerk zijn de rollen van staal, hebben ze flenzen en lopen ze tussen op de boven- en onderring bevestigde rails. Zie ook afb. 31 en 32. [N O, 53d] II-3
kruis kruis: kruus, twīe kruuse (Weert), krys (Weert) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] I-11, III-3-3
kruisarmen kruisarmen: kry.s˱ɛrǝm (Weert), spiegelbalken: spēgǝlbɛlǝk (Weert) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3
kruisarmen van het spoorwiel scheien: sxęjǝ (Weert) De vier gekruiste balken midden in het spoorwiel van de rosmolen. [N D, 27] II-3