18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lieg schoon (L289p Weert),
lieègschoon (L289p Weert)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
lage klomp:
līǝgǝ [klomp] (L289p Weert),
riemenklomp:
rēmǝ[klomp] (L289p Weert)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
lage klomp:
lieg klompe (L289p Weert),
riemenklomp:
reemeklomp (L289p Weert)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
kuil:
kūl (L289p Weert),
zomp:
zōmp (L289p Weert)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
zure grond:
zōrǝ gront (L289p Weert)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
30067 |
lagenmaat |
lagenmaat:
lǭgǝmǭt (L289p Weert),
lagenverdeling:
lǭgǝvǝrdęjleŋ (L289p Weert),
maatverdeling:
mǭt˲vǝrdęjleŋ (L289p Weert)
|
De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.]
II-9
|
30068 |
lagenverdeellat |
lagenlat:
lǭgǝlat (L289p Weert),
verdeellat:
vǝrdęjllat (L289p Weert)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
31215 |
lagerkussen |
lager:
lāgǝr (L289p Weert)
|
In het algemeen een metalen blok waarin de as van een tandrad, vliegwiel, etc. rust en ronddraait. [N 33, 246]
II-11
|
19769 |
laken |
laken:
lākǝ (L289p Weert)
|
Effen of met keperbinding geweven wollen stof, die door volling zulk een dichtheid heeft verkregen, dat men van draden vrijwel niets kan zien, zodat de oppervlakte zich viltachtig voordoet. [N 62, 75f; N 59, 201; MW]
II-7
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
lakschoon (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|