e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maandag voor aswoensdag fooidag: voejdaag (Weert) De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2
maandstonde maanddienst: maondjdeenst (Weert, ... ) Een maandelijkse mis voor een overledene [maandstond?]. [N 96B (1989)] III-3-3
maanijzers vangijzers: vaŋīzǝrs (Weert) De metalen verbindingen tussen de vangstukken, eventueel ook een doorgaand ijzeren maanstuk over alle vangstukken of over de lassen van de stukken. Zie ook afb. 52. [N O, 12j] II-3
maansverduistering clips van de maan: clipsch van de moan (Weert), clipsis van de maan: clipses van de moan (Weert) Eclips van de maan [SGV (1914)] III-4-4
maantje op de nagel maantje: möönk (Weert) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maanx maan: maon (Weert, ... ), moan (Weert), (meervoud: maone; verkleinwoord: mäönke).  maon (Weert) maan [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-4-4
maasnaald maasnaald: māsnǭldj (Weert) Grote naainaald met lang oog om mee te mazen. [N 62, 49c] II-7
maat houden bij het dorsen slaghouden: slāxhǭi̯ǝ (Weert) Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
maat, algemeen maat: moat (Weert) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
maatje, maat van 0,1 liter maatje: (nat).  mötje (Weert) de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)] III-4-4