18885 |
begeren |
begeren:
begaere (L289p Weert),
begaerə (L289p Weert),
verlangen:
verlange (L289p Weert),
wensen:
wi‧nse (L289p Weert)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begaerig (L289p Weert),
begêrig (L289p Weert)
|
begeerig [SGV (1914)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24092 |
begijn |
begijn:
begien (L289p Weert)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (L289p Weert)
|
de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
begrafeniskoffie:
begrafeniskoffie (L289p Weert),
koffietafel:
koffietafel (L289p Weert),
koffietoafel (L289p Weert),
lijkmaal:
liekmaol (L289p Weert)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)] || Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (L289p Weert),
begraâve (L289p Weert)
|
begraven || een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begrieepe (L289p Weert),
doorhebben:
doeerhebbe (L289p Weert),
snappen:
snappe (L289p Weert),
vatten:
vatte (L289p Weert)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begrip (L289p Weert),
belul:
belûl (L289p Weert),
cf. VD s.v. "belul"= besef, begrip
belu‧l (L289p Weert),
benul:
benûl (L289p Weert),
bezei:
bezêj (L289p Weert)
|
begrip, nuchter verstand || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || verstand, inzicht
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
carillon (fr.):
careljon (L289p Weert),
klokkenspel:
klokkespuul (L289p Weert)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22906 |
beieren |
beieren:
de klokke bei-jere (L289p Weert),
luiden:
et leow (L289p Weert),
et loetj (L289p Weert)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] || Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|