e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begeren begeren: begaere (Weert), begaerə (Weert), verlangen: verlange (Weert), wensen: wi‧nse (Weert) een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)] III-1-4
begerig begerig: begaerig (Weert), begêrig (Weert) begeerig [SGV (1914)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)] III-1-4
begijn begijn: begien (Weert) De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)] III-3-3
begrafenis begrafenis: begrafenis (Weert) de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)] III-2-2
begrafenismaal begrafeniskoffie: begrafeniskoffie (Weert), koffietafel: koffietafel (Weert), koffietoafel (Weert), lijkmaal: liekmaol (Weert) het begrafenismaal [N 96D (1989)] || Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)] III-2-2
begraven begraven: begrave (Weert), begraâve (Weert) begraven || een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2
begrijpen begrijpen: begrieepe (Weert), doorhebben: doeerhebbe (Weert), snappen: snappe (Weert), vatten: vatte (Weert) met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
begrip, besef begrip: begrip (Weert), belul: belûl (Weert), cf. VD s.v. "belul"= besef, begrip  belu‧l (Weert), benul: benûl (Weert), bezei: bezêj (Weert) begrip, nuchter verstand || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || verstand, inzicht III-1-4
beiaard carillon (fr.): careljon (Weert), klokkenspel: klokkespuul (Weert) Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)] III-3-2
beieren beieren: de klokke bei-jere (Weert), luiden: et leow (Weert), et loetj (Weert) Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] || Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)] III-3-3