e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
massieve muur volle muur: vǫl [muur] (Weert) Massieve muur zonder spouw. De dikte van buitenmuren die op deze wijze werden opgemetseld, kon anderhalf-, twee- of tweeëneenhalfsteens zijn. Zie ook het lemma 'Tweesteense muur'. Massieve muren isoleerden slecht warmte en geluid. Bovendien waren ze moeilijk waterdicht te maken. Optrekkend vocht ging men tegen door regelmatig een laag asfaltpapier tussen de voegen te leggen. Zie ook het lemma 'Asfaltpapier'. Het woord '(muur)' is fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Muur'. [N 31, 36a] II-9
masturberen (-) aftrekken: aaftrekke (Weert), zen eigen aaftrekke (Weert), (-) wiksen: wiekse (Weert), aftrekken: aaftrekke (Weert), moppen: cf. Schuermans s.v. "moppen": slaan, oorvegen geven  moppe (Weert, ... ), wiksen: wiekse (Weert), zijn eigen aftrekken: zen eigen aaftrekke (Weert) onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)] III-2-2
mathaak pik: pek (Weert) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matig windje kruipwind: kruǝpwentj (Weert), nette wind: nętǝ wentj (Weert) Een wind, juist sterk genoeg om te kunnen draaien. [N O, 9c] II-3
matkopmees matkopbijmusje: matkopbiemöske (Weert), ossenkopje: osseköpke (Weert) matkopmees (11,5 kleur als zwarte mees [053], maar zonder nekplek; broedt alleen in vermolmd hout, liefst in vochtig bos; roep [ti-ti-ti-pè-pè-pè], in voorjaar [tjuu-tjuu-tjuu] [N 09 (1961)] III-4-1
matras matras: matras (Weert), mətras (Weert), matrasdeken: matrasdieeke (Weert), onderbed: ongerbed (Weert), ondermatras: ongermatras (Weert) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] || matras || Met stro gevulde matras (bulster, paljas, strozak) [N 79 (1979)] III-2-1
matrozenpakje matrozenpakje: matrozepekske (Weert), WLD  metroezepekske (Weert) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
matsen matsen: matse (Weert) In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)] III-3-2
mattenklopper mattenklopper: matəkloͅpər (Weert) mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1
mayonaise mayonaise: màjjənéés (Weert) mayonaise [RND] III-2-3