e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeilijk ademhalen geen adem krijgen: geinen oam (Weert) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)] III-3-2
moeilijk vooruitkomen het gaan is moeilijk: ut goan ès mujjellik (Weert), strompelen: strompele (Weert), stuiken: stoeke (Weert), sukkelen: sukkele (Weert), taffelen: taffele (Weert), taffelen (Weert) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: meujte (Weert), meute (Weert), moôte (Weert) moeite || moeite; hij geeft zich moeite [DC 03 (1934)] III-1-4
moer moer: moor (Weert, ... ), moôr (Weert, ... ), moerkonijn: moorknien (Weert) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moeras band: bānjtj (Weert), braak: brāk (Weert), moer: mōr (Weert), moeras: morās (Weert), muras (Weert), poel: pōl (Weert), ven: ven (Weert), vɛn (Weert) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerassig zompig: zômpig (Weert) moerassig III-4-4
moerechte korf of kast moerecht volk: mōrɛxt vǫlǝk (Weert) Een korf of kast bijen die weer een al of niet bevruchte moer heeft. [N 63, 60b] II-6
moerkooitje moertuit: mōrtu.t (Weert) Het huisje waarin de imker jonge, onbevruchte koninginnen in voorraad heeft. Het model varieert. De informant van L 246 zegt dat het vroeger van vlierenhout werd gemaakt. [N 63, 100a; Ge 37, 164; monogr.] II-6
moerkorf moerkorf: mōrkø̜rǝf (Weert) Lege korf met een paar stukjes raat, waarin behalve de pijpjes met reservekoninginnen ook een nazwermpje gestoten wordt. De bijen die geen moer hebben, verzorgen de koninginnen in hun huisjes. [N 63, 100b; monogr.] II-6
moerloos moerloos: mōrlōs (Weert) Staat van een bijenvolk waarbij er geen koningin is. De imker zal er alles aan doen om deze moerloosheid zo spoedig mogelijk op te heffen. [N 63, 60a; Ge 37, 46] II-6