28997 |
overhandsen, omslingeren |
omwerpen:
ømwɛrǝpǝ (L289p Weert),
overhandsen:
uvǝrhantsǝ (L289p Weert)
|
Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30]
II-7
|
18695 |
overhemd |
engels hemd:
ingels humme (L289p Weert),
overhemd:
oaverhumme (L289p Weert),
oeverheume (L289p Weert),
BNO: oôverhumme.
oeëverhûmme (L289p Weert),
sporthemd:
sportheume (L289p Weert),
sporthûmme (L289p Weert)
|
overhemd || overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33899 |
overhoef |
overhoef:
ūǝvǝrhōf (L289p Weert)
|
Verdikking van het kroonbeen boven de hoef. De knobbels op de kroonrand kunnen het gevolg zijn van eigen kroonbetrappeling, verstuiking en misstappen op een oneffen boden, of door betrappeling van andere paarden, vooral bij het draaien op het veld. Als deze beenwoekering groot van omvang is, wordt het kroongewricht stijf en gaat het paard kreupel. Zie afbeelding 14. [N 8, 90m]
I-9
|
25932 |
overhoekse stand |
overhoek:
uǝvǝrhōk (L289p Weert),
overhoeks:
uǝvǝrhōks (L289p Weert
[(minder kwetsbaar voor blikseminslag - op zon- en feestdagen)]
),
ruststand:
ruststand (L289p Weert
[(lange rust)]
)
|
De stand van de roeden in de vorm van de letter x. In l 211 dienden de roeden daarbij geen zeilen te dragen. Zie ook afb. 1 en 5. In l 164 betekende de overhoekse stand ø̄feestø̄, ø̄volksfeestø̄ of ø̄bruiloftø̄ (brølǝft), terwijl in l 330 bij een dergelijke stand bij een feest vlaggen aan de wieken werden bevestigd. Bovendien werden de roeden in de overhoekse stand geplaatst als de molen niet in werking was. Achter de plaatscode is tussen ronde haken de betekenis van de stand in de betreffende plaats vermeld. Daaruit blijkt dat de standen en hun betekenis erg verschillend kunnen zijn. [N O, 8a; N O, 8e]
II-3
|
17889 |
overhoop halen |
meuren:
(water)
meure (L289p Weert),
modden:
modde (L289p Weert)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23075 |
overige beugeltermen |
jensbaan:
jênsbaan (L289p Weert),
jensen:
De bedoeling was om de ballen door n ring te stoten die in het midden van de biljart stond. Twee personen speelden ieder twee ballen, welke om en om werden gebruikt. Drie personen gebruikten ieder één bal of speelden twee tegen één; vier beugelaars gebruikten ieder één bal en speelden twee tegen twee. Er werd op toerbeurt gespeeld. De bal, aan de voorzijde door de ring spelen, of de bal van de tegenpartij met een eigen bal in de "grup"(goot) spelen leverde drie punten op. Een volledig spel eindigde bij 2 x 24 punten, of bij grote drukte, dan wel om de "herst"bij 30 punten. Um de herst spuuële: kavelen.
jênse (L289p Weert)
|
Beugelspel beoefend met biljartballen op een kleine beugelbaan ("de jênsbaan"), die de vorm had van een middelgroot biljart. || Middelgroot biljart voor beugelspel met een ring in het midden.
III-3-2
|
18553 |
overjas (alg.) |
jas:
jas (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert),
overjas:
oeverjas (L289p Weert),
ooverjas (L289p Weert),
ōōverjas (L289p Weert),
BNO: oôverjas.
oeëverjas (L289p Weert),
paletot (fr.):
palleto (L289p Weert),
palletot (L289p Weert),
pardessus (fr.):
Vgl. Fr. pardessus.
partesuu (L289p Weert)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33897 |
overkoot |
(het heeft) overkoten:
ūǝvǝrkūǝtǝ (L289p Weert)
|
Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m]
I-9
|
21809 |
overleg |
beraad:
beroad (L289p Weert),
overleg:
oeeverleg (L289p Weert)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
bekallen:
bekalle (L289p Weert),
doorkallen:
doeerkalle (L289p Weert),
doornemen:
doeerneme (L289p Weert)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|