24293 |
paling, aal |
aal:
oal (L289p Weert, ...
L289p Weert),
aol is licht van kleur met spitse muil; paling is donker en heeft en donkere snuit.
aol (L289p Weert),
mv. äöl, dim. äölke
aol (L289p Weert),
oal en poaling is hetzelfde oalpoeuet zijn korter van lichaam en hbben een brede kop, met snor
oal (L289p Weert),
paling:
poaling (L289p Weert, ...
L289p Weert),
ook: aol
paoling (L289p Weert)
|
aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palm:
pâllem (L289p Weert)
|
palm
III-4-3
|
23791 |
palmbosje |
busseltje palmen:
bösselke palleme (L289p Weert),
palmentakje:
pallemetekske (L289p Weert)
|
Het palmbosje dat op Palmzondag gewijd wordt [palemwösj]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22553 |
palmpaas |
palmenhaan:
pallemehane (L289p Weert),
pâllemenhaan (L289p Weert),
palmenhanenstek:
De kinderen trekken op Palmzondag, de zondag vóór Pasen, met zgn. pâllembessems in optocht door de straten. De palmbessems zijn geschilde wilgentakken met zijtakken, waarop ze dan hun gebakken broodjes in de vorm van een haan steken en verder snoep, lintjes, sinaasappelen, mandarijntjes en uitgeblazen eieren.
pâllemenhaanestek (L289p Weert)
|
De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)] || Palmpaas, broodhaantje. || Palmpaas.
III-3-2
|
23790 |
palmprocessie |
palmenprocessie (<lat.):
pallemeprocessie (L289p Weert),
palmprocessie (<lat.):
palmpresessie (L289p Weert)
|
De processie die op Palmzondag gehouden wordt, palmprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23789 |
palmtakje |
palmentakje:
pallemetekske (L289p Weert),
palmtakje:
palmtekske (L289p Weert)
|
Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23788 |
palmtakjes plaatsen |
korenpalmen:
koeerepalleme (L289p Weert)
|
Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmwijding:
paalemwi-jing (L289p Weert),
palmwi-jjing (L289p Weert),
palmzengeling:
?
paalemzaengeling (L289p Weert)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmpasen:
pallempoasse (L289p Weert),
palmzondag:
pallemzoondeg (L289p Weert),
palmzoondig (L289p Weert)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25402 |
pan of ketel met het hete gietwater |
haal:
hō.l (L289p Weert),
kasserol:
kasrǫl (L289p Weert)
|
In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20]
II-1
|