e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
perslatwerk ledertje: lęjǝrkǝ (Weert) Laddervormig latwerk dat over een kuip of ton gelegd wordt. Met de hand drukt de imker de perszak op dit latwerk, opdat de honing eruit kan vloeien. [N 63, 122d] II-6
persoon die altijd op de hort is jaksjees: un jak sjiees (Weert) Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)] III-3-1
persoon die zorgt voor verdwaalde duiven opvanger: opvenger (Weert) Hoe heet de persoon die zorgt voor verdwaalde duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
perszak honingzak: hu.neŋzak (Weert) Poreuze zak van onder meer kaasdoek gemaakt, waarin de ruwe honing wordt verzameld. Men legt deze zak in de honingpers. Onder de druk van de pers komt de honing naar buiten. Wat er uiteindelijk in de perszak overblijft, heeft slechts nog waarde als bemesting. [N 63, 122b; N 63, 122c; monogr.] II-6
perzik merketon: merketón (Weert), peers: peers (Weert), pieërs (Weert) perzik [SGV (1914)] || perzik, soort: merkaton I-7
perzikkruid reugel: reûgel (Weert), rø̄gǝl (Weert), reuts: reutse (Weert) perzikkruid || Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5, III-4-3
pesterij gepest: gepest (Weert), geplaag: geploag (Weert) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-1-4
pet met opstaand bovenstuk zijden klak: zeeje klak (Weert), zieje klak (Weert), zije klak (Weert) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen klak: klak (Weert, ... ), [Oorspr. opg. lulak -> (moeilijk leesbaar/1e letter misgelezen?) -> klak, rk]  klak (Weert), rond met klep aan muts; müts  klak (Weert), rond met stijve klep  klak (Weert), muts: müts (Weert) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] || platte pet III-1-3
petekind petekind: paetekindj (Weert) een petekind [patekink] [N 96D (1989)] III-2-2