19482 |
pollepel |
potlepel:
potlièpel (L289p Weert),
poͅtliəpəl (L289p Weert),
soeplepel:
soeplièpel (L289p Weert),
soplie‧pel (L289p Weert)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mof:
mof (L289p Weert),
polsmofje:
polsmufke (L289p Weert)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25382 |
pompen |
afpompen:
āfpōmpǝ (L289p Weert),
pompen:
pompǝ (L289p Weert)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
24431 |
pompen van de meikever |
pompen:
WLD
po‧mpe (L289p Weert)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
29093 |
pompen, vermaken |
arrangeren:
uraŋžīrǝ (L289p Weert)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
18504 |
pompon van een muts |
kwast:
kwas(t) (L289p Weert),
poes:
poes (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21536 |
ponder |
ponder:
punjer (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
21170 |
ponton |
pontonbrug:
pontonbròk (L289p Weert)
|
een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20458 |
pooier |
hoerenbengel:
hoorebengel (L289p Weert)
|
iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 86 (1981)]
III-2-2
|