e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rente interest: intrest (Weert, ... ) Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
rentenieren rentenieren: renteneere (Weert) leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)] III-3-1
repareren maken: maake (Weert), oplappen: oplappe (Weert) repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)] III-4-4
reseda rose dgypte (fr.): reziep (Weert), roeëzegips (Weert, ... ) reseda || roosje van Egypte, de vrucht I-7, III-4-3
rest in het glas klatsje: kletske (Weert, ... ) restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)] III-2-3
restant insecten bramelenmeeuwis: braomele-mieëwes (Weert), koningin: vrouwtje: rood op de borst, met kleine sprieten  kuueningin (Weert), reemol: insect  rieëmôl (Weert) insect op braambessen || meikever, wijfje [DC 18 (1950)] || veenmol III-4-2
restant vissen forel: forel (Weert), fuik: fōēk (Weert), katvis: katvés (Weert), meerkor: maêrkor (Weert), net: nèt (Weert), snoek: snook (Weert, ... ), snoek (mv.): sneuk (Weert), zalm: zallem (Weert) forel [N102 (1998)] || fuik [SGV (1914)] || meerval || meerval, kleine || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] || zalm [N100 (1997)] III-4-2
restant vogels baareend: tafeleend (46 grijs; met bruine kop; zwarte borst; alleen op trek en s winters  baoréénd (Weert), gaffelstaart: pijlstaart (56 bruine kop; witte nek; puntstaart; meest op trek  gaffelstert (Weert), gaffelstért (Weert), geoorde fuut: geoorde fuut (30 kleiner en zeldzamer dan fuut [121]; gele oorpluimpjes; zomervogel; broedt hier en daar in vennen; roep [wuuiet]  geôôrde fuut (Weert), honingdrijvertje: vogel  hoeëningdriêverke (Weert), jonge spreeuwen: jongh sprie-e-fte (mv) (Weert), kleine zwaan: kleine zwaan (122 gelijk de wilde zwaan [120b], maar kleiner  klein zwaan (Weert), kraker: tafeleend (46 grijs; met bruine kop; zwarte borst; alleen op trek en s winters  kraaker (Weert), kruisbek: alleen in kandidaatsscriptie  kruusbèk (Weert), maaseend: smient (46 bruine kop met gele bles; grijs boven; maakt fluit geluid; trek en winter  maaséénd (Weert), maasééntj (Weert), pestvogel: pèstvôêgel (Weert), rouwbandje: kuifeend (43 zwart-wit duikeendje met hangkuifje; broedt hier nu ook  rouwbèntje (Weert), toppereend (48 zwart-witte duikeend zonder kuif; broedt hier niet  rouwbandje (Weert), schuimeendje: kuifeend (43 zwart-wit duikeendje met hangkuifje; broedt hier nu ook  schūūmééndje (Weert), slobbereend: slobeend (51 groene kop; witte nek; bruine borst; brede platte bek  slobberééntj (Weert), slòbberéénd (Weert), veldduiker: tafeleend (46 grijs; met bruine kop; zwarte borst; alleen op trek en s winters  velddūūker (Weert), toppereend (48 zwart-witte duikeend zonder kuif; broedt hier niet  veltjduuker (Weert), vliegen: vlege (Weert), vloeien: van mussen of kippen  vluuëje (Weert) geoorde fuut [N 09 (1961)] || honingzuiger || jong van de spreeuw [DC 06 (1938)] || kleine zwaan [N 09 (1961)] || kruisbek || kuifeend [N 09 (1961)] || pestvogel || pijlstaart [N 09 (1961)] || slobeend [N 09 (1961)] || smient [N 09 (1961)] || tafeleend [N 09 (1961)] || toppereend [N 09 (1961)] || vliegen [SGV (1914)] || wentelen in het stof III-4-1
restant zoogdieren das: das (Weert, ... ), dasse (Weert), frettieren: mn op konijnen  frettieëre (Weert), peem: peêm (Weert), poot: poeët (Weert), tam: taam (Weert), vel: vêl (Weert), wild: wildj (Weert) das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || fretten, jagen met de fret || pezel, pezerik || poot ve dier || tam [DC 19 (1951)] || vel, pels ve dier || wild [SGV (1914)] III-4-2
retraitant retraitant: retraetant (Weert), retraiteganger: retraitganger (Weert) Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)] III-3-3