e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roet2 roet: rōt (Weert) roet III-2-1
roetschuif roetschuif: rōtsxȳf (Weert) Schuifje aan de voet van de schoorsteen waardoor roet naar buiten kan worden gehaald. [N 32, 26c; monogr.] II-9
rog rog: vis  rog (Weert), WLD  rog (Weert) Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)] || rog III-2-3
rogge koren: [koren] (Weert), rog(ge): rǫkǝ (Weert) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood brood: broeëd (Weert), broeët (Weert), broot (Weert), pompernikkel: Druuëge pómpernikkel  pómpernikkel (Weert), zwartbrood: zwertbroeët (Weert) grof roggebrood || roggebrood [DC 35 (1963)] III-2-3
roggesteen roggesteen: rǫgǝstęjn (Weert), voersteen: vōrstęjn (Weert) Een molensteen of molensteenkoppel waarmee bij voorkeur rogge of veevoer gemalen wordt. In l 292a, l 318, l 321 en Q 204a gebruikte men daarvoor een kunststeen. [N O, 17f] II-3
rok zijplanken: ze.jplɛŋk (Weert) De neerhangende houten bekleding van de molenkast. [N O, 49e] II-3
rok als bovenkledingstuk bovenrok: bōōverok (Weert), rok: rok (Weert) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok van grove stof tiereteien rok: Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.  teertèjerok (Weert), tiereteien schort: Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.  teertejeschört (Weert) rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok: algemeen rok: rok (Weert, ... ), schort: schört (Weert, ... ) Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] || rok || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3