28592 |
salpeter |
salpeter:
salpi.tǝr (L289p Weert)
|
Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b]
II-6
|
28591 |
salpeterlap |
salpeterlap:
salpi.tǝrlap (L289p Weert)
|
Lap gedrenkt in een waterige oplossing van salpeter of nitraatzout. Hiermee bedwelmt men tijdelijk de bijen, zodat men bepaalde handelingen kan verrichten zonder gestoken te worden. Volgens de informant uit L 330 wordt deze lap daar en in de omgeving reeds lang niet meer gebruikt. In plaats van een lap of vod gebruikt men ook een kaart of papier. [N 63, 77b]
II-6
|
21571 |
salueren |
aanslaan:
aansloan (L289p Weert),
de salddoate motte aanslaōn (L289p Weert),
salueren (<fr.):
sallewieere (L289p Weert)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
22034 |
samentrekken van de vleugels |
bijeen nijpen:
de vluugels bi-jein nieepe (L289p Weert)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het samentrekken van de vleugels bij het vallen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanctus (L289p Weert),
sanktus (L289p Weert)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
± WLD
saap (L289p Weert)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
± WLD
saap (L289p Weert),
seap (L289p Weert)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
20928 |
sappig |
sappig:
sapige vruchte
sapig (L289p Weert),
vers:
vörs broeëd
vörs (L289p Weert)
|
sappig [DC 26 (1954)]
III-2-3
|
28797 |
satijn |
satijn:
sati.n, sǝti.n (L289p Weert),
satīn (L289p Weert),
sǝtīn (L289p Weert)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|