e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sierkleedje, antimakassar stoeldoekje: stooldukske (Weert), stoelkleedje: antimakessar  stoolkledje (Weert) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlaag band: ba.nt (Weert), plint: plent (Weert), tussenlijst: tø̜sǝlīst (Weert) Niet-uitspringende sierlaag van bakstenen met een andere kleur die in het metselwerk wordt verwerkt. [N 31, 30f] II-9
sierlijke omslagdoek franjelendoek: fraanjeledook (Weert), neusdoek: nuisdook (Weert) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigaar sigaar: segaar (Weert), Verklw. segaerke ¯n Segaarebéntje: sigarenbandje  segaar (Weert) sigaar [ZND 32 (1939)] III-2-3
sigarenpijpje pijpje: piepke (Weert), roortje: Uitsluitend verklw.  reurke (Weert), sigarenpijpje: segarepīepke (Weert), spitsje: spitske (Weert) buisje van tabakspijp, sigarenpijpje || sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sigaret sigaret: Verklw. segrétje  segrét (Weert) sigaret III-2-3
sijs sijs: seis (Weert) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sik sik: sek (Weert), siek (Weert, ... ) Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] I-12, III-1-1
sikkel zichel: zexǝl (Weert), zēxǝl (Weert) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
simplexkast simplex: simplex (Weert) Een van de vele soorten bijenkasten. De Simplexkast is uitgerust met het zogenaamde Simplexraam, dat een breedte/lengte heeft van 356 mm en een hoogte van 216 mm. Ze kan enkel- of dubbelwandig zijn (De Roever, pag. 189). Het Simplexraam behoort tot de liggende groep van ramen. Ondanks de vele tekortkomingen, zoals een te klein vlieggat, te dun hout en een te klein dak, heeft de Simplexkast een enorme vlucht genomen meer door haar goedkoopte dan door kwaliteit. Aan de Engelse Simplexkast kleven die tekortkomingen minder. In Nederland heeft men nog een Verbeterde Simplex op de markt gebracht waarin de ergste gebreken van de Simplexkast zijn vermeden. [N 63, 9] II-6