e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleeptrede ondertrede: ǫŋǝrtrēj (Weert) De onderste, verzwaarde trede van de molentrap, die over de grond sleept. Zie ook afb. 21. [N O, 48j] II-3
sleeën sleen: sleije (Weert) Met de ijsslee rijden [narren, sleeën]. [N 88 (1982)] III-3-2
slekken lichtslekken: lextslɛkǝ (Weert), slekjes: slɛkskǝs (Weert), slekken: slɛkǝ (Weert) Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d] I-13
sleks geven opspieën/-spijen: ǫpspe.jǝ (Weert) De molen met behulp van burrieslekken verhogen. [N O, 46f] II-3
slenteren banzelen: banzele (Weert), schuiven: schuuve (Weert), slenteren: slentere (Weert, ... ) lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || slenteren(d lopen) [SGV (1914)] III-1-2
slepen slepen: sleipe (Weert, ... ), slęi̯pǝ (Weert) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] || Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)] I-2, III-1-2
slepende muur slepen: slęj.pǝ (Weert) Muur die naar binnen terugwijkt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood sleept' ('ǝt lwǫat šlęp'). [N 31, 11b; monogr.] II-9
sleutel sleutel: sluutel (Weert) Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
sleutelbloem berenoren: sommige oudere mensen noemen de primula auricula bereoren (...)  baereoeeren (Weert), kerksleuteltje: kêrksluuëtelkes (Weert), koekenbloem: -  kokebloom (Weert, ... ), koekenbloemetje: kookebleumke (Weert), -  ko:kə bleumkə (Weert), pannenbloem: primula veris  pannebloom (Weert) primula || sleutelbloem || sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos sleutelbos: sleutelbos (Weert) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1