19857 |
stoep, trottoir |
stoep:
stoep (L289p Weert)
|
stoep [SGV (1914)]
III-2-1
|
18775 |
stof |
pof:
pof (L289p Weert),
stof:
stoeëf (L289p Weert),
stof (L289p Weert),
stóf (L289p Weert),
stǫf (L289p Weert)
|
Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW] || stof [DC 23 (1953)], [SGV (1914)] || weefsel [stof]
II-7, III-1-3, III-2-1
|
19430 |
stof afnemen |
poetsen:
poetse (L289p Weert),
stof vegen:
stoeefvaege (L289p Weert),
stoffen:
stoffe (L289p Weert)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)] || stoffen (ww.) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24928 |
stof, zandx |
muf:
mouf (L289p Weert),
pof:
póf (L289p Weert),
stof:
stoeëf (L289p Weert),
stof (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
rul zand, stuifzand, stof || stof [SGV (1914)] || stof in het huishouden
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
blek (L289p Weert),
bleͅk (L289p Weert, ...
L289p Weert),
blik (L289p Weert),
blèk (L289p Weert, ...
L289p Weert),
handvèger met blèk (L289p Weert)
|
blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [DC 15 (1947)], [ZND 21 (1936)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stoflap:
stūəflap (L289p Weert)
|
stofdoek
III-2-1
|
18357 |
stoffen pantoffel |
slof:
sloffe (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
stek:
stek (L289p Weert),
wis:
wis (L289p Weert)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
31308 |
stokbeitel |
schroodbeitel:
sxrū.t˱bęjtǝl (L289p Weert),
staalbeitel:
stǭlbęjtǝl (L289p Weert)
|
In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.]
II-11
|
20519 |
stokvis |
gezouten en gedroogde vis:
gezòte en gedruudje ves (L289p Weert),
stokvis:
stokves (L289p Weert)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|