e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
taaien tusten: tuste (Weert), As t iês droog gônge ve tuste; de groeëtste hêldje zakdje dr t deepste in; di-j brachte ve dan nao hoês. Vae koste dan boete huuëre wi-j ze nm binne ze buuëmke wêrrem maakdje. Naate sieke vant tuste; tuste en schölke traeje.  tuste (Weert), Tuste en schölke traeje: op het ijs en de schotsen springen.  tuste (Weert) IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)] || Op het ijs springen tot het breekt. III-3-2
taaien; scholletjespringen scholletje treden: [Met afbeelding].  schölke traeje (Weert) Op ijsschollen lopen. III-3-2
taal spraak: sproak (Weert) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
taart taart: taart (Weert) taart [SGV (1914)] III-2-3
taats van de kleine spil taats: tāts (Weert) Het onderste pinvormige gedeelte van de kleine spil dat bij vast werk in de taatspot draait. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛtaats van het staakijzerɛ.' [N O, 16d; A 42A, 24] II-3
taatskogel kogel: kuǝgǝl (Weert) De kogel in de taatspot, waarop de taats van de kleine spil draait. De term kogel uit Q 99* werd opgegeven voor een watermolen en moet dus waarschijnlijk worden geïnterpreteerd als ø̄de kogel in de taatspot van een staakijzerø̄. [N O, 16h] II-3
taatspot van de kleine spil potje: pø̜tjǝ (Weert), staatspot: stātspǫt (Weert) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3
tabak knasterd: Een knaster is eigenlijk een rieten korf, waarmee vroeger allerlei vruchte en ook tabak uit vreemde landen werd ingevoerd. De tabak was wel eens vochtig door het zeewater en had dan een walgelijke geur  knastert (Weert), tabak: tebak (Weert), toebak: toebak (Weert) slechte tabak || tabak [SGV (1914)] III-2-3
tabaksnerven tabaksstelen: tebekstieele (Weert) tabaksnerven? [N 93 (1983)] III-3-2
tabakspruim pruim: proem (Weert, ... ), pruimpje: pruumke (Weert), rolletje: Uitsluitend verklw.  rölke (Weert) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] || rolletje pruimtabak III-2-3