22524 |
taaien |
tusten:
tuste (L289p Weert),
As t iês droog gônge ve tuste; de groeëtste hêldje zakdje dr t deepste in; di-j brachte ve dan nao hoês. Vae koste dan boete huuëre wi-j ze nm binne ze buuëmke wêrrem maakdje. Naate sieke vant tuste; tuste en schölke traeje.
tuste (L289p Weert),
Tuste en schölke traeje: op het ijs en de schotsen springen.
tuste (L289p Weert)
|
IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)] || Op het ijs springen tot het breekt.
III-3-2
|
22574 |
taaien; scholletjespringen |
scholletje treden:
[Met afbeelding].
schölke traeje (L289p Weert)
|
Op ijsschollen lopen.
III-3-2
|
21826 |
taal |
spraak:
sproak (L289p Weert)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20745 |
taart |
taart:
taart (L289p Weert)
|
taart [SGV (1914)]
III-2-3
|
26305 |
taats van de kleine spil |
taats:
tāts (L289p Weert)
|
Het onderste pinvormige gedeelte van de kleine spil dat bij vast werk in de taatspot draait. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛtaats van het staakijzerɛ.' [N O, 16d; A 42A, 24]
II-3
|
26543 |
taatskogel |
kogel:
kuǝgǝl (L289p Weert)
|
De kogel in de taatspot, waarop de taats van de kleine spil draait. De term kogel uit Q 99* werd opgegeven voor een watermolen en moet dus waarschijnlijk worden geïnterpreteerd als ø̄de kogel in de taatspot van een staakijzerø̄. [N O, 16h]
II-3
|
26541 |
taatspot van de kleine spil |
potje:
pø̜tjǝ (L289p Weert),
staatspot:
stātspǫt (L289p Weert)
|
De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21]
II-3
|
20891 |
tabak |
knasterd:
Een knaster is eigenlijk een rieten korf, waarmee vroeger allerlei vruchte en ook tabak uit vreemde landen werd ingevoerd. De tabak was wel eens vochtig door het zeewater en had dan een walgelijke geur
knastert (L289p Weert),
tabak:
tebak (L289p Weert),
toebak:
toebak (L289p Weert)
|
slechte tabak || tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
22086 |
tabaksnerven |
tabaksstelen:
tebekstieele (L289p Weert)
|
tabaksnerven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20577 |
tabakspruim |
pruim:
proem (L289p Weert, ...
L289p Weert),
pruimpje:
pruumke (L289p Weert),
rolletje:
Uitsluitend verklw.
rölke (L289p Weert)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] || rolletje pruimtabak
III-2-3
|