33018 |
tak op ingezaaid land |
vreerijs:
vrēris (L289p Weert),
vreewis:
vrēwes (L289p Weert)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
femi‧lie (L289p Weert)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
26300 |
takel voor het staakijzer |
blokje:
blø̜kskǝ (L289p Weert),
derde handje:
dęrdǝ hɛntjǝ (L289p Weert),
takel:
tākǝl (L289p Weert)
|
De takel of katrol waarmee het staakijzer en het daarbij behorende rondsel uitgelicht kunnen worden. In l 265 werd het staakijzer met een ongeveer 500 kg wegende lier opgetrokken. [N O, 16j]
II-3
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
± WLD
kroeen (L289p Weert),
tak (mv.):
tek (L289p Weert)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
krik:
krik (L289p Weert),
mutterd:
mötterd (L289p Weert, ...
L289p Weert),
mötterde (L289p Weert),
schans:
(import!).
schans (L289p Weert)
|
[ZND 22 (1936)]takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
24252 |
taling |
schuimeendje:
schuumentje (L289p Weert),
wintertaling:
wintjertaaling (L289p Weert),
wintzjertaaling (L289p Weert)
|
eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || wintertaling || zomertaling
III-4-1
|
33690 |
talud |
graaf:
grāf (L289p Weert),
talud:
lyt (L289p Weert),
tǝlȳj (L289p Weert)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
kenaarie (L289p Weert),
kenarie (L289p Weert),
kanarievogel:
knaarievoeegel (L289p Weert),
knārivūəgəl (L289p Weert)
|
Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)] || kanarievogel || kater
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tand (L289p Weert, ...
L289p Weert),
tant (L289p Weert),
tà:nt (L289p Weert)
|
tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
tang (L289p Weert)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|