e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teelballen ballen/bollen: böl (Weert, ... ), kloten: kloeete (Weert) [N 10c (1995)] III-1-1
teelballen, testes kloten: klūǝtǝ (Weert) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid koker: kūǝkǝr (Weert) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teen teen: tie-en (Weert), tieën (Weert), tiĕn (Weert), tiĕne (Weert), tién (Weert) teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
teenmes teenhaak: tīǝnhǭk (Weert) Bodemmes waarvan het snijdend gedeelte vrij smal is en waarvan de opwaarts gebogen punt spits toeloopt. Soms is dit deel van het blad ook tot een lichte haak omgebogen. Het mes dient om de teenholte van de geheulde klomp ruimer te maken en af te werken. De steel van het mes is lang en rust tijdens het werken op de schouder van de klompenmaker. [A 29a, 8a; A 29a, 10a; A 29a, 10c; A 29a, 12a-b; A 29a, 15c; Bakeman 9; monogr.] II-12
teentreder teentreder: tīǝntrē̜i̯ǝr (Weert) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
teerdeur roosterluik: ru.stǝrluǝk (Weert) Los luik in de kap waardoor een plank naar buiten kan worden gestoken om op te staan tijdens het schilderen. [N O, 55b] II-3
teerlingblokken sloffen: slǫfǝ (Weert) Enkele houten blokken die kruiselings over de teerlingplanken liggen. Op de teerlingblokken rusten de kruisplaten. [N O, 42k] II-3
teerlingen steunberen: stø̄nbę̄rǝ (Weert) De vier, vaak gemetselde, blokken waar de uiteinden van de kruisplaten op rusten. Zie ook afb. 12. [N O, 42i; Sche 10; A 42A, add.] II-3
teerlingplanken stopsloffen: stǫpslǫfǝ (Weert) Enkele evenwijdig liggende plankjes op elk van de vier teerlingen. Zie ook afb. 12. [N O, 42j] II-3