19362 |
treuzelaar |
klungelboks:
klôngelbóks (L289p Weert, ...
L289p Weert),
pongelerd:
pongelerd (L289p Weert),
treuzelkont:
treuzelko‧nt (L289p Weert),
zekere, een -:
unne zieekere (L289p Weert)
|
iemand die langzaam werkt, niet vooruit kan met zijn werk [treuzel, treuzelkous, treuzelaar] [N 85 (1981)] || iemand die zeer langzaam is in zijn verrichtingen [erwtenteller] [N 85 (1981)] || treuzelaar
III-1-4
|
18934 |
treuzelen |
kloten:
kloeete (L289p Weert),
pongelen:
pongele (L289p Weert),
sukkelen:
sukkele (L289p Weert)
|
met zijn handelingen niet opschieten [nerelen, toetelen, kloetelen, knutselen, sukkelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21956 |
trichomonose |
het geel:
’t gael (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Trichomonose: ziekte veroorzaakt door een parasitaire bacterie, die vooral huist in bek, keel en krop. Bij de besmette jongen zijn diarree met zure afgang de eerste verschijnselen. Er ontstaan gele ettergezwe [N 93 (1983)] || Kent U hiervoor een oudere volkse benaming? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28808 |
tricot |
tricot:
triko (L289p Weert)
|
Machinaal gebreide stof voor kousen, onderbroeken, borstrokken, lijfjes enz. gebruikt (Van Dale, pag. 2986). [N 62, 88; N 62, 75c; MW]
II-7
|
23672 |
triduüm |
tridum (<lat.):
tridium (L289p Weert),
triduum (L289p Weert)
|
Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22407 |
triktrak |
triktrak:
triktrak (L289p Weert)
|
Het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25051 |
troebel, vuil (water) |
gemoerd:
gemuurdj (L289p Weert),
moerig:
meurig (L289p Weert),
troebel:
troebel (L289p Weert),
vuil:
voeel (L289p Weert)
|
onzuiver, drabbig van vloeistoffen gezegd [vuil, troebel, smerig, gemuurd, murig] [N 91 (1982)] || troebel [SGV (1914)]
III-4-4
|
22393 |
troef |
troef:
troef (L289p Weert)
|
Kaart(en) van een bepaalde soort of kleur waarmee andere kaarten in het spel geslagen kunnen worden [troef, turf, lint, beffer, drijver, ant]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34300 |
troep biggen in het algemeen |
klocht:
kloxt (L289p Weert)
|
In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.]
I-12
|
34549 |
troep ganzen |
trek:
trɛk (L289p Weert)
|
In vraag A 4, 18 en L 20, 18 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor een "troep" schapen, koeien, varkens, ganzen. In dit lemma zijn alleen die antwoorden opgenomen die specifiek op een "troep ganzen" duiden. [A 4, 18; L 20, 18]
I-12
|